meest voorkomende woorden in het Engels

De 200 meest voorkomende woorden in het Engels, in volgorde van frequentie:

 

the de / het
be zijn (ww.)
and en
of van
a een
in in
to naar / te
have hebben
it het
I ik
that die / dat
for voor
you jij / jullie
he hij
with met
on op
do doen
say zeggen
this deze / dit
they zij (meerv.)
at aan
but maar
we wij
his zijn (bezit. vnw.)
from vanuit
that dat (vw.)
not niet
by bij / door / met
she zij (vrouwelijk)
or of
as als / aangezien
what wat
go gaan
their hun (bezit. vnw.)
can kunnen
who wie
get krijgen
if als
would zou / zouden
her haar (bezit. vnw.)
all al (onb. vnw.)
my mijn
make maken
about over
know weten
will zullen
up omhoog
one één
time tijd
there daar
year jaar
so zo
think denken
when wanneer
which welk
them hen
some enig
me mij
people mensen
take nemen
out uit
into in / binnen
just net / zojuist
see zien
him hem
your jouw
come komen
could kon / zou kunnen
now nu
than dan (in vergelijking)
like houden van
other ander
how hoe
then dan (bw.)
its zijn (bezit. vnw.)
our ons / onze
two twee
more meer
these deze / die (meervoud)
want willen
way Weg / manier
look kijken
first eerst
also ook
new nieuw
because omdat
day dag
more meer
use gebruiken
no nee / geen
man man
find vinden
here hier
thing ding
give geven
many veel
well goed / wel
only alleen
those die (aanw. vnw)
tell vertellen
one een
very zeer
her haar (pers. vnw.)
even zelfs
back terug
any enig / ieder
good good
woman vrouw
through door
us ons
life leven (znw.)
child kind
work werken
down omlaag
may mogen
after na
should zou moeten
call roepen / bellen
world wereld
over over / boven
school school
still nog steeds
try proberen
in in
last laatst
ask vragen
need nodig hebben
too ook
feel voelen
three drie
state staat
never nooit
become worden
between tussen
high hoog
really echt
something iets
most meest
another een ander / nog een
much veel
family familie
own eigen
out uit
leave Laten / verlaten
put zetten / leggen
old oud
while terwijl
mean bedoelen
keep houden
student student
why waarom
let laten
great geweldig
same dezelfde
big groot
group groep
begin beginnen
seem schijnen / lijken
country land
help helpen
talk praten
where waar
turn draaien / afslaan
problem probleem
every ieder
start beginnen
hand hand
might zou wel eens kunnen
American Amerikaan
show laten zien
part deel
about over
against tegen
place plaats
such zulk
again weer / opnieuw
few weinig
case geval
week week
company bedrijf
system systeem
each elk
right rechts / juist
program programma
hear horen
question vraag
during gedurende
play spelen
government regering
run rennen
small klein
number aantal / nummer
off uit
always altijd
move bewegen
like zoals
night nacht
live leven (ww.)
Mr meneer
point punt