Meest voorkomende werkwoorden in het Italiaans

De 100 meest voorkomende werkwoorden in het Italiaans, in volgorde van frequentie:

ItaliaansNederlands
1. esserezijn
2. averehebben
3. volerewillen
4. faredoen
5. direzeggen
6. capirebegrijpen
7. sapereweten
8. spiegareuitleggen
9. uscireuitgaan
10. andaregaan
11. venirekomen
12. poterekunnen
13. doveremoeten
14. preferireliever hebben
15. beredrinken
16. salirenaar boven gaan
17. rimanereblijven
18. moriresterven
19. finireafmaken
20. vederezien
21. leggerelezen
22. nasceregeboren worden
23. chiederevragen
24. rispondereantwoorden
25. conoscerekennen
26. mettereleggen, zetten
27. aprireopenen
28. perdereverliezen
29. vivereleven
30. cuocerekoken
31. scenderenaar beneden gaan
32. scrivereschrijven
33. prenderenemen
34. romperebreken
35. corrererennen
36. vincerewinnen
37. tradurrevertalen
38. chiuderesluiten
39. accendereaanzetten
40. cresceregroeien
41. spingereduwen
42. scusarsizich verontschuldigen
43. chiamarsiheten
44. divertirsizich vermaken
45. abituarsiwennen
46. comportarsizich gedragen
47. piacerebevallen, leuk vinden
48. dispiacerespijt hebben
49. mancareontbreken
50. interessareinteresseren
51. sembrarelijken
52. amarehouden van
53. mangiareeten
54. ascoltareluisteren
55. parlarespreken
56. ordinarebestellen
57. cercarezoeken
58. pensaredenken
59. incontrareontmoeten
60. portaredragen
61. toccareaanraken
62. guardarekijken
63. tornareterugkeren
64. trovarevinden
65. daregeven
66. abitarewonen
67. sperarehopen
68. aspettarewachten
69. pranzarelunchen
70. cenaredineren
71. telefonarebellen
72. comprarekopen
73. pagarebetalen
74. entrarebinnenkomen
75. lavorarewerken
76. studiarestuderen
77. mandaresturen
78. lasciarelaten
79. salutaregroeten
80. usaregebruiken
81. visitarebezoeken
82. camminarelopen
83. iniziarebeginnen
84. imparareleren
85. cambiareveranderen
86. guadagnareverdienen
87. aiutarehelpen
88. ricordareonthouden
89. tiraretrekken
90. invitareuitnodigen
91. diventareworden
92. giocarespelen
93. crederegeloven
94. vendereverkopen
95. ripetereherhalen
96. goderegenieten
97. dormireslapen
98. servirebedienen
99. partirevertrekken
100. pulireschoonmaken